YOUR LOGO GOES HERE

Bureaucratie in de advocatuur?


  

  Home

  Brochure

  Reageren

  Handleiding

  Dossiers

  Links

  

 

  

 

 

Auditgebeuren bij bezwaarschriftencommissie NMA

Op 26 november 2004 vond bij de bezwaarschriftencommissie van de Nederlandse Mededingingsautoriteit de behandeling plaats van een bezwaarschrift dat Mr. R.K. Van der Brugge had ingediend tegen de afwijzing van een klacht tegen de Nederlandse Orde van Advocaten en de raden voor rechtsbijstand over het auditgebeuren. Aangevoerd is dat de audit neer komt op een soort entreegeld om deel te nemen aan gefinancierde rechtsbijstand en dat deze geen voordelen heeft, noch voor de rechtzoekenden, noch voor de advocaat, noch voor de overheid en alleen kostenverhogend werkt. Ook werkt het concurrentievervalsend omdat een audit per kantoor en niet per advocaat moet plaatsvinden. Een kantoor met 1 advocaat moet voor een audit hetzelfde betalen als een kantoor met 80 advocaten voor al die 80 advocaten tezamen. Mr. J.N. de Blécourt, die namens de Orde van Advocaten aanwezig was, zag hierin geen concurrentievervalsing. Hij gaf aan dat een kantoor met 80 advocaten voor het repareren van toiletten voor die 80 advocaten ook evenveel kwijt is als een kantoor met een advocaat voor die ene advocaat. Voor het repareren van toiletten zijn derhalve bij grote kantoren de kosten per advocaat ook lager dan voor kleine kantoren. Waarom zou dat voor de kosten van een audit anders moeten zijn?, aldus de gedachtegang van Mr. J.N. de Blécourt.

Een vertegenwoordiger van de raden voor rechtsbijstand, de heer Buijs, stelde dat de raden voor rechtsbijstand een wettelijke taak uitoefenen en gerechtigd zijn inschrijvingsvoorwaarden vast te stellen en dat de raden voor rechtsbijstand als zij dat wensen die voorwaarden nog veel verder kunnen opschroeven dan nu al plaats vindt. Mr. Van der Brugge sprak met klem tegen dat de raden voor rechtsbijstand een wettelijke bevoegdheid hebben om maatregelen zoals de audit vast te stellen. Inschrijvingsvoorwaarden die in strijd komen met de Mededingingswet zijn niet geoorloofd. De raden voor rechtsbijstand moeten zorgen voor een evenwichtige spreiding van het aanbod, aldus de heer Buijs. Hij meent dat de raden voor rechtsbijstand geen economische activiteit uitoefenen. Zij verlenen subsidies aan rechtzoekenden en niet aan advocaten. Hij gaf aan dat de Raad van State had beslist dat de inschrijvingsvoorwaarden van de raden voor rechtsbijstand een algemeen verbinden voorschrift zijn en dat de kwaliteitsstandaard van de Orde van Advocaten deel uitmaakt van die voorwaarden. Niet duidelijk is of hij daarmee beoogde te stellen dat ook geen enkele rechter de inhoud van die voorwaarden aan de wet zou mogen toetsen.

Er werd nog een vergelijking gemaakt met het rijbewijs, waar ook voor betaald moet worden. Een vergelijking tussen wat een examen voor een rijbewijs kost en wat een audit kost lieten de vertegenwoordigers van de Orde van Advocaten en de raden voor rechtsbijstand wijselijk achterwege.

Namens de Orde van Advocaten en de raden voor rechtsbijstand werd nog gesteld dat een audit niet verplicht is en dat de advocaat daarom niet gedwongen wordt daarvoor kosten te maken. De advocaat moet aantonen dat hij aan de kwaliteitsstandaard van de Orde van Advocaten voldoet en kan dat ook op een andere manier doen dan door middel van een audit. Er zijn ook andere instituten die dergelijke verklaringen kunnen afgeven. Zo zijn er het Isocertificaat en Viadicte. Deze zijn wel veel duurder dan een audit, zo werd ons voorgehouden. Dit wijst op een kartel-achtige situatie, die mogelijk een basis kan vormen voor een nieuwe klacht bij de mededingingsautoriteit. De heer Buijs, die namens de raden voor rechtsbijstand aanwezig was, verklaarde dat geen genoegen kon worden genomen met een door de advocaat zelf opgestelde eigen verklaring. Wel zou ook de BOA iets dergelijks kunnen opzetten wat een alternatief voor een audit zou kunnen zijn. Volgens Mr. J.N. de Blécourt zou Mr. Van der Brugge dit hebben kunnen weten als hij iets goed gelezen had. Mr van der Brugge wees er op dat in de beschikking waarbij hij werd uitgeschreven als reden werd genoemd het niet overleggen van een auditverklaring en niets gezegd werd over andere mogelijkheden om aan de eisen te voldoen. Ook in de beschikking die U hier kunt vinden wordt alleen iets gezegd over een auditverklaring.

Mr. J.N. de Blécourt verklaarde dat een advocaat die nooit derdengelden heeft niet verplicht is een stichting tot beheer van derdengelden aan te houden. Dit is nieuw. Tot nu toe ging iedereen er van uit dat iedere advocaat, derhalve ook die advocaten die nooit derdengelden hebben, verplicht zijn een dergelijke stichting aan te houden. Het betreft hier “slechts” een mondelinge uitlating, dus het zou niet verstandig zijn naar aanleiding hiervan af te zien van het aanhouden van een stichting derdengelden.

De heer Buijs wees er nog op dat ook toevoegingen kunnen worden verstrekt aan advocaten die niet zijn ingeschreven, doch dit kan alleen in het belang van de cliënt, niet in het belang van de advocaat.

Mr. J.N. de Blécourt wees nog op de inspanningen die de Orde van Advocaten zich getroost had om te bereiken dat de toevoegingsvergoedingen op een aanvaardbaar peil zouden worden gebracht. Voor een beperkt aantal advocaten, degenen die als auditor zijn aangesteld, is hiermee een riante aanvullende inkomstenbron geregeld, maar de anderen moeten genoegen nemen met een marginale verhoging, die ook nog eens geheel of voor een belangrijk deel bekostigd wordt door verhoging van eigen bijdragen. De overheid eiste namelijk dat er dan “ook iets gedaan werd aan kwaliteit”, zo verklaarde Mr. J.N. de Blécourt. De Orde van Advocaten is kennelijk niet op het idee gekomen om eens te wijzen op wat er allemaal al gedaan was aan kwaliteit, zoals de verplichting tot het volgen van cursussen in het kader van de permanente opleiding. Het resultaat is bekend: een marginale verhoging die geheel of grotendeels komt uit verhogingen van eigen bijdragen, en een enorme hoeveelheid kostenverhogende bureaucratie. Geen resultaat om trots op te zijn. Desondanks lijken degenen die dit zo hebben bekokstoofd van zichzelf te vinden dat zij het goed hebben gedaan. Zij zijn blijkbaar niet op het idee gekomen te wijzen op wat zij allemaal al aan kwaliteit hadden gedaan, bijvoorbeeld in de vorm van de invoering van cursusverplichtingen in het kader van de permanente opleiding.

Wij werden er op gewezen dat de Orde van Advocaten en de raden voor rechtsbijstand er zijn voor de belangen van rechtzoekenden en niet van advocaten.

Mr. J.N. de Blécourt deelde ook mede dat de orde van Advocaten niet van plan is de audit verplicht te maken voor alle advocaten. Dit is ook niet altijd zo geweest, want de vorige landelijk Deken, Mr. Guensberg was dit zeer zeker wel van plan.

Ook ontkende hij dat er advocaten geknecht werden.

Mr. J.N. de Blécourt deelde nog mede dat de auditoren een cursus hadden gevolgd bij Drs. D.P. Noordhoek.

3 december 2004

 


J.N. de Blécourt: Ik heb niet gezegd dat advocaten die geen derdengelden hebben geen derdengeldenstichting in het leven hoeven te houden. Ik heb gezegd dat de tweehandtekeningen eis voor advocaten die geen derdengelden hebben geen belasting is.
(07.02.2005, 12:15)