Bureaucratie in de advocatuur?


  

  Home

  Dossiers

  Links

  

 

  

 

 

 

De advocaat bij het gehoor bij de vreemdelingenbewaring

Foute vreemdelingenrechtadvocaten aflevering 3

Terug naar het toenmalige artikel onder de titel “Verbetering rechtsbijstand aan vreemdelingen” op de website van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het rapport kunt U niet meer downloaden vanaf de oorspronkelijke locatie en omdat in het rapport een beroep gedaan wordt op het auteursrecht, is het ook niet mogelijk het op andere wijze beschikbaar te stellen.

Alvorens op onderdelen van het rapport en specifieke uitspraken die in het rapport worden gedaan, in te gaan, kan worden opgemerkt dat kennisneming van de inhoud van het rapport zeer aan te bevelen is voor iedere advocaat die deelneemt aan de vreemdelingenpiketdienst of anderszins zaken behandelt van vreemdelingen die in vreemdelingenbewaring gesteld zijn.

Voordat een vreemdeling in bewaring wordt gesteld, wordt deze gehoord door een hulpofficier van justitie. Dat is een politieambtenaar, die bevoegd is als zodanig op te treden en vervolgens een bevel tot bewaring geeft. Bij dat gehoor kan een advocaat aanwezig zijn. De vreemdeling heeft er formeel recht op bij het gehoor bijgestaan te worden door een advocaat. Men zou op het idee kunnen komen dat een behoorlijke bijstand bij het gehoor alleen mogelijk is indien de advocaat op zijn minst de gelegenheid krijgt de cliënt vooraf te spreken, maar deze gedachtegang is geen gemeengoed en wordt ook door het rapport niet, althans niet duidelijk, ondersteund.

De praktijk wijst uit dat de politie heel graag wil dat er bij het gehoor een advocaat aanwezig is, maar dat de politie niet wil dat de vreemdeling de advocaat vooraf spreekt. De politie wil het liefst dat de vreemdeling de advocaat voor het eerst bij het gehoor ziet, in aanwezigheid de hulpofficier van justitie en/of een of meer andere politieambtenaren. De praktijk leert dat er voor een advocaat een grote mate van assertiviteit nodig is om de cliënt voorafgaand aan het gehoor te kunnen spreken.

Het rapport gaat wel in op het verschijnsel dat het voorkomt dat de cliënt de advocaat voor het eerst ziet op de terechtzitting waarbij het eerste beroep wordt behandeld - daarover later meer - , maar niet op het verschijnsel dat de cliënt de advocaat bij het gehoor voor het eerst, in gezelschap van een aantal politieambtenaren, ziet. Het zal duidelijk zijn dat de vreemdeling die de advocaat op deze manier bij het gehoor voor het eerst ziet, op het idee kan komen dat de advocaat een soort politieagent of een soort "advocaat van de politie" is. Natuurlijk kan daarna uitgelegd worden dat dat niet zo is en zal dat in veel gevallen niet al te veel problemen opleveren, maar voorkomen is beter dan genezen, een misverstand dat niet is opgewekt hoeft ook niet te worden weggenomen en het komt ook voor dat het minder eenvoudig is een dergelijk misverstand weg te nemen.

Volgens het rapport, laatste blok tekst van blad 10 – de nummering van de bladzijden van het rapport komt niet helemaal overeen met die van de inhoudsopgave – vonden 20% van de gehoren plaats in aanwezigheid van een rechtsbijstandverlener. Kennelijk is bij de meeste gehoren geen advocaat aanwezig. Vervolgens wordt gesteld dat 55% van de vreemdelingen te kennen zou hebben gegeven “volgens opgave van de politie geen rechtsbijstand bij het gehoor te wensen” (?). Daarna wordt uiteengezet dat dit misschien met de vraagstelling te maken kan hebben. Soms wordt hen gevraagd of zij rechtsbijstand bij het gehoor wensen en soms of zij er bezwaar tegen hebben dat het gehoor plaatsvindt zonder aanwezigheid van een rechtsbijstandverlener. Dit zou van invloed kunnen zijn op het antwoord op dergelijke vragen, aldus de gedachtegang in het rapport. Op de veel belangrijkere vraag of de vreemdeling een idee heeft wat de bij het gehoor aanwezige rechtsbijstandverlener wel en niet kan doen, gaat het rapport niet in.

Op blad 40 van het rapport, laatste alinea van het tweede blok tekst, wordt gesteld dat het voorkomt dat de advocaat pas wordt ingelicht nadat het gehoor heeft plaatsgevonden of minder dan 2 uur daarvoor en dat in 62% van die gevallen de vreemdelingen die het betreft volgens de vreemdelingenpolitie hebben opgegeven geen prijs te stellen op rechtsbijstand bij het gehoor. Als dat juist is zouden de overige 38% misschien iets kunnen hebben aan het hierna gestelde.

Op blad 11 van het rapport wordt vermeld dat een derde van de rechtsbijstandverleners aanwezigheid bij het gehoor niet noodzakelijk acht omdat het “niets toevoegt”. Als wij zien hoe het in de praktijk gaat, zeker in gevallen waarin bij het gehoor een advocaat aanwezig is die de cliënt niet tevoren heeft kunnen spreken, lijkt dat een logische gedachte. In het algemeen heeft de advocaat bij een dergelijk gehoor niet of nauwelijks iets in te brengen en de vreemdeling die zich heeft laten wijsmaken dat een advocaat een mogelijkheid zou hebben hem bij een dergelijk verhoor “vrij te pleiten” o.i.d., wordt snel uit de droom geholpen.

Het ziet er echter naar uit dat de rechterlijke macht hier anders over denkt, of toch ook juist weer niet. In een uitspraak van 9 oktober 2006 oordeelt de rechtbank te 's-Gravenhage, zittingsplaats Utrecht, in een geval waarin ervan wordt uitgegaan dat het aan verweerder – de IND of de politie - te wijten is dat geen advocaat bij het gehoor aanwezig was, sprake is van schending van het recht op rechtsbijstand. De rechtbank verwijst daartoe naar artikel 5.2, vijfde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 en artikel 18 van de Grondwet. Toch heeft dit niet geleid tot opheffing van de bewaring omdat de rechtbank van oordeel was dat op grond van artikel 94 lid 4 van de Vreemdelingenwet beoordeeld diende te worden of de met de inbewaringstelling gediende belangen niet in redelijke verhouding stonden met de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. Daarvan was naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Dit wijst er weer niet op dat de rechtbank aan de aanwezigheid van een advocaat bij het gehoor een groot belang toekent. Of het recht op rechtsbijstand ook inhoudt dat de vreemdeling de advocaat voorafgaand aan het gehoor moet kunnen spreken, vermeldt de uitspraak helaas niet. Misschien moet de situatie dat de politie heel graag wil dat er een advocaat bij het gehoor aanwezig is maar niet wil dat de advocaat de vreemdeling vooraf spreekt, in dit licht worden gezien.

Meer over het rapport

22 november 2006

update 6 november 2012