YOUR LOGO GOES HERE

Bureaucratie in de advocatuur?


  

  Home

  Brochure

  Reageren

  Handleiding

  Links

  

 

  

 

Geheimhouding tussen kantoorgenoten?

Heksen in toga aflevering 4

Hoe zit het met de geheimhoudingsplicht tussen kantoorgenoten? Staat het een advocaat vrij onbeperkt informatie over cliënten uit te wisselen met iedere kantoorgenoot, omdat hij of zij immers ook advocaat is en derhalve aan dezelfde geheimhoudingsplicht gebonden is en bovendien op hetzelfde kantoor werkzaam is? Of hebben alleen advocaten die bij de behandeling van een zaak betrokken zijn het recht om kennis te nemen van vertrouwelijke informatie met betrekking tot de desbetreffende cliënt?

Alvorens tot beantwoording van deze vragen over te gaan kan allereerst worden vastgesteld dat het niet in iedere beroepsgroep waar geheimhoudingsplicht bestaat, zo is dat iedere beroepsgenoot het recht heeft om zonder beperking kennis te nemen van alle onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie over zaken die in het kantoor in behandeling zijn. Zo ziet het ernaar uit dat politieagenten niet het recht hebben om te “gluren” in strafdossiers van zaken waar zijn niet bij betrokken zijn.

Ligt dit bij advocaten anders? Als men ervan uitgaat dat advocaten die binnen hetzelfde kantoor werkzaam zijn, onbeperkt kennis mogen nemen van elkaars dossiers, betekent dit dat de kring van personen die kennis kunnen nemen van vertrouwelijke informatie van de cliënt, groter wordt naarmate het kantoor groter wordt. Indien men ervan uitgaat dat beperking van de kring van personen die van vertrouwelijke informatie van de cliënt kennis nemen, een onderdeel is van de kwaliteit van de dienstverlening, moeten daaruit worden afgeleid dat op dit onderdeel de kwaliteit van de dienstverlening lager wordt naarmate het kantoor groter wordt. Frans van Velsen, voorzitter van de BOA, zegt in zijn jaarrede, uitgesproken op de Algemene Ledenvergadering van BOA op 7 oktober 2005 in Slot Zeist, die hiervoor al even ter sprake is geweest en in wat gewijzigde vorm ook is opgenomen in een aflevering 15 van het advocatenblad van 2005, ondermeer:

'Onze secretaresses en eventuele kantoorgenoten vormen onderdeel van dezelfde “behandelende sector” en daarbinnen is het fysiek onmogelijk behoudens zeer zeldzame uitzonderingen, dingen volstrekt geheim te houden. Daarmee is echter de gehele kring omschreven: een willekeurige advocaat behoort daar niet toe “omdat hij immers ook advocaat is”.'

Het ziet ernaar uit dat Van Velsen er, misschien met enige tegenzin, van uitgaat dat tussen kantoorgenoten geen geheimhoudingsplicht bestaat en dat advocaten die in hetzelfde kantoor werkzaam zijn, anders dan politieagenten die in hetzelfde politiebureau werkzaam zijn, recht hebben om kennis te nemen van alle dossiers van zaken die in het kantoor in behandeling zijn. Van Velsen geeft echter wel aan dat daarmee de gehele kring is omschreven. Buiten die kring zijn er, in zijn visie, geen advocate die van dossiers kennis mogen nemen, omdat ze immers ook advocaat zijn.

Hoewel de orde van advocaten zich hierover voor zover bekend nooit duidelijk en ondubbelzinnig heeft uitgelaten, kan worden aangenomen dat de orde van advocaten ervan uitgaat dat er geen geheimhoudingsplicht tussen kantoorgenoten en misschien ook geen geheimhoudingsplicht tussen advocaten in het algemeen bestaat. Een van de redenen waarom samenwerking met andere beroepsgroepen, zoals accountants, niet is toegestaan, is, voorzover bekend, dat daarmee de geheimhouding zou worden doorkruist. Als er geheimhoudingsplicht tussen kantoorgenoten zou bestaan, zou dit geen reden hoeft te zijn om samenwerking tussen advocaten en accountants in een kantoor te verbieden.

Waarschijnlijk gaat de orde van advocaten ervan uit dat de geheimhoudingsplicht relatief is in die zin dat het een advocaat vrij staat informatie waarbij geheimhouding spreekt van toepassing is te delen met iedere andere advocaat, omdat deze laatste ook advocaat is en derhalve dezelfde geheimhoudingsplicht heeft. Als mijn van dit uitgangspunt uitgaat zo duidelijk zijn dat ook de kenners mening van dossiers door een auditor geen probleem hoeft te zijn omdat die auditor immers altijd ook advocaat is. Anders kan dit worden indien de advocaat, in plaats van een audit te ondergaan, kiest voor het aanvragen van een ISO certificaat. Op 26 november 2004 heeft Mr. J.N. de Blécourt, lid van de algemene raad, immers uitdrukkelijk verklaard dat een advocaat, in plaats van een audit ondergaan, ook voor een ISO certificaat kan kiezen en dat daaraan dezelfde rechten kunnen worden ontleend als aan een auditverklaring. Hoe het zit met de geheimhoudingsplicht indien voor het verkrijgen van een ISO certificaat een dienstverlener die zelf geen advocaat is, kennis moet nemen van dossiers, is vooralsnog onduidelijk.

19 december 2005